Terug naar overzicht

Input voor kamervragen Eerste Kamer over wijzigingen Wet Publieke Gezondheid (Pandemiewet)

Geachte senatoren,


Graag informeren wij u naar aanleiding van een recente zitting bij de Raad van State, een zaak waarin Stichting Biomedische Rekenkamer de Minister vraagt om de verstrekking van naar onze mening cruciale epidemiologische data, over een voor de WPG zeer relevante kwestie. In deze zaak stelde de Minister dat deze Ct waarden van PCR testuitslagen naar zijn mening nadrukkelijk medisch níet relevant [A] zijn en dat hij deze data niet onder zich hoeft te hebben en ook niet naar deze data (bij laboratoria) hoeft te vragen.


Uit de medische praktijk1 en diverse wetenschappelijke publicaties2 en WHO adviezen3 blijkt echter zonder enige twijfel: Deze sterk met besmettelijkheid correlerende Ct-waarden van een PCR uitslag zijn onontbeerlijk bij het bepalen van de kans op besmettelijkheid en transmissie, het maken van betrouwbare prognoses, het modelleren van deugdelijke scenario’s [B] en in het bijzonder het selecteren van passende maatregelen op epidemiologisch niveau. In een prille fase van een epidemie kunnen deze Ct waarden zodoende een beter inzicht geven in het acute dreigingsgevaar, zodat weliswaar ingrijpende maar kennelijk noodzakelijke maatregelen objectief gerechtvaardigd kunnen worden en goed onderbouwd kunnen worden ingezet. Bij een afnemende ziektegolf daarentegen, of in een latere fase van een epidemie, kunnen Ct waarden snel inzicht verschaffen in de afnemende kans op besmettelijkheid en transmissie, zodat onnodig lange lockdowns en andere beperkende maatregelen achterwege kunnen blijven. Hieruit volgt dat Ct waarden ontegenzeggelijk een extra dimensie in de epidemiologische surveillance zijn: Onmisbaar gereedschap voor de minister en zijn adviseurs  om een epidemie tijdig en geïnformeerd het hoofd te kunnen bieden, zonder de samenleving daarbij onnodig te belasten.


We zien dus een sterke discrepantie tussen de formele positie van de minister enerzijds en de medische werkelijkheid en wetenschappelijke consensus anderzijds

Gelet op het bovenstaande en gezien de naderende behandeling van de aangepaste WPG door uw Kamer, zou ik u willen verzoeken nog eens stil te staan bij de volgende vraag: Hoe kan een Minister van Volksgezondheid maatregelen aan proportionaliteit conform Art 58b WPG toetsen, als hij er twee jaar lang alles aan doet om de bovenvermelde Ct waarden niet te hoeven opvragen bij de laboratoria? Een wet die de Minister zoveel beleidsruimte geeft, zou er ook in moeten voorzien dat de samenleving verzekerd is van onderbouwde, geïnformeerde en transparante besluitvorming.


Graag lichten wij deze kwestie nader toe en informeren u desgewenst over de mogelijke consequenties van de beleidsruimte die door deze bestendig nagestreefde en niet te verklaren omissie ontstaat als er in de toekomst opnieuw van een dreiging sprake zou zijn volgens de WPG.


Hoogachtend,


Stichting Biomedische Rekenkamer,


ir. C.M. Wentzel, voorzitter

1, 2, 3 referenties in bijlagen in oorspronkelijke brief hier.

[A] Citaat uit brief van landsadvocaat (d.d. 13-1-2023, ref. JPH/DvW/11019312, Hoger beroep minister van VWS/F.A. Lahr), onder randnummer 2.13 (vette nadruk aangebracht):

De Ct-waarde heeft dus (alleen) betekenis binnen de bedrijfsvoering van het
laboratorium in combinatie met de type testkit en type apparatuur die
gebruikt worden. De Ct-waarde wordt in de meeste gevallen niet bij de
testresultaten vermeld, evenmin als de testresultaten vermelden met welk
type testkit en welk type apparatuur de test is uitgevoerd. De hiervoor
omschreven samenhang tussen de Ct-waarde en de testopstelling betekent
ook dat, wanneer een laboratorium een nieuwe testopstelling aanschaft, met
eenzelfde merk of type apparatuur en testkit, deze opstelling opnieuw
gevalideerd moet worden, omdat de optimale Ct-waarde kan afwijken van de
vorige/andere testopstelling en anders moet worden 'ingesteld'. Daartoe
wordt bij het RIVM opnieuw een verklaring van prestatie aangevraagd (zie
hierna bij randnr. 2.14 ). Uit het voorgaande volgt ook dat de Ct-waarden van
verschillende testopstellingen van verschillende fabrikanten onderling niet
zomaar vergelijkbaar zijn. [16]
De Ct-waarde heeft nadrukkelijk geen medische relevantie. Medische dossiers
naar aanleiding van een testafspraak bij de GGD, bevatten daarom in
principe alleen een positieve of een negatieve testuitslag en geen informatie
over de Ct-waarde (en/of type testkit of testopstelling).

(De beweringen van de minister in de eerste alinea zijn overigens volstrekt in tegenspraak met wetenschappelijke literatuur en internationale richtlijnen, 1 en 2)

[B]

De door het RIVM ter ondersteuning van het beleid van VWS geproduceerde prognoses en scenario’s, vinden plaats op basis van wiskundige modellen. In die modellen vormen positieve testuitslagen - de z.g. ‘cases’ - een van de belangrijkste variabelen. Welke case echter besmettelijk is en welke niet, volgt niet enkel uit een positieve testuitslag. Als bij elke case ook de Ct uitslag wordt bijgevoegd, dan kan de kans op besmettelijkheid en transmissie op individueel maar ook op collectief niveau beter worden bepaald.

Stichting Biomedische Rekenkamer heeft naast de Ct zaak nog een WOO procedure ingesteld bij het Ministerie van VWS om de wiskundige modellen die het RIVM in haar prognoses en scenario’s gebruikt  - maar helaas weigert te publiceren - inzichtelijk te krijgen. De vaak onverklaarbaar hoge aannames die het RIVM in haar corona scenario’s deed, scenario’s die de basis vormden voor tamelijk ingrijpende maatregelen, kunnen zijn ontstaan door het niet meewegen van Ct waarden in de modellering.